Ingrid wordt geboren als oudste van een onverwachte tweeling. Haar broer verschijnt een half uur na haar. Vanaf vrijwel de eerste dag is de gezinssituatie ongezond. Alles wat niet loopt zoals gepland kan agressie opwekken bij Ingrid’s vader. Bijvoorbeeld knoeiende kinderen. “Mijn moeder besloot ons vervolgens buiten zijn zicht eten te geven. Deze strategie van afzondering heeft mijn moeder altijd gevoerd”, aldus Ingrid over haar jongste jaren. Waar je zou verwachten dat een moeder in een dergelijke situatie voor de kinderen kiest en vertrekt, doet Ingrid’s moeder dat niet. En misschien is dat ook niet zo heel onverwachts in de toenmalige tijdgeest. “Mijn moeder was voor haar huwelijk wel gewaarschuwd voor de geestesgesteldheid van mijn vader, maar ze was ervan overtuigd dat ze hem kon redden. En vanwege haar geloofsopvatting over de huwelijkstrouw heeft ze hem nooit verlaten.”

Zo snel mogelijk zelfstandig

Ingrid heeft als kind het gevoel dat ze haar moeder ook niet kan vertrouwen als het gaat om haar veiligheid en ze wordt zo snel mogelijk zelfstandig. Ingrid: “Ik was vooral in mijn eigen wereldje. Las veel en tekende veel. Als kind heb ik ook maar weinig vriendschappen gesloten. Had er doorgaans maar eentje.” Ze komt wel vaak over de vloer bij de overburen, een gezin met zes kinderen. “Daar was het heel plezierig. En ik kwam vaak bij het vriendinnetje dat ik op dat moment had.”

Buiten deze plezierige momenten is het voor Ingrid vooral zaak te overleven. Ze doet dat door haar gevoelens uit te schakelen. “Dat was mijn overlevingsstrategie. Een muur om mezelf heen bouwen van onaanraakbaarheid. Nooit blij. Nooit boos. Nooit verdrietig. Veel op mijn kamer zitten. De foto bij dit artikel vind ik illustratief voor mijn jeugdsituatie. Ik ben het meisje in het midden met het lichtje jurkje. Een hand op de schouder van mijn broertje, die voor me staat. Het was onze verjaardag, maar erg vrolijk was ik niet. En ik had totáál geen zin om die feestmuts recht op mijn hoofd te zetten en een deuntje mee te spelen op een mondharmonica.”

'Het ene moment was het goed, het andere moment kon je iets zwaars naar je hoofd krijgen. Het was niet veilig thuis, want de situatie was volstrekt onberekenbaar. Ik sliep opgerold aan het voeteneind van mijn bed. Mijn moeder heeft mij en mijn broer later verteld dat we angstig langs de muren liepen.' – Ingrid over haar kindertijd

Opname in een kliniek

Als Ingrid en haar broer twaalf zijn, wordt hun vader voor een half jaar opgenomen in een voor die tijd moderne psychiatrische kliniek. Welke diagnose er destijds is gesteld, weet Ingrid niet. “Praten over psychische problematiek was destijds helemáál een taboe.” In de kliniek heeft Ingrid’s vader een eenpersoonskamer. Een flinke verandering, want het gezin woont in een bovenhuis. Ingrid bezoekt haar vader regelmatig, waarbij de vader en dochter schaken en dammen.

Eenmaal thuis uit de kliniek zijn het “een hele rits pillen” die Ingrid’s vader rustig kunnen houden. Bezoekers vinden hem vriendelijk, maar afstandelijk. Op zijn werk staat hij bekend als traag en precies, iets wat ervoor zorgt dat hij voor de rest van zijn arbeidsleven slechts een half salaris ontvangt. “Mijn moeder verdiende soms wat bij, als het echt niet anders kon. Maar breed hadden we het dus niet”, vertelt Ingrid.

Tienerjaren

Als puber maakt Ingrid deel uit van een creatief groepje. “We hadden een kraakpand in een ander dorp, waar ik vaak naartoe fietste. Soms was ik er alleen, vaak was er wel iemand om wat mee te werken of met wie je elkaars gedichten kon voordragen. Ik voelde me er meer thuis dan thuis, maar slapen kon daar helaas niet.”

Ook Ingrid’s broertje zoekt zijn heil buiten de deuren van het bovenhuis, al doet hij dat wel op een andere manier dan Ingrid. “Als kind ging ik voor zelfstandigheid, waar mijn broertje aan mijn moeder en aan mij hing. In de pubertijd kreeg mijn broertje verkeerde vriendjes. Hij liet zich gebruiken en belandde nogal eens op het politiebureau”, licht Ingrid toe. Haar broertje wordt in overleg met jeugdzorg in een internaat geplaatst. Daar loopt hij twee keer weg, omdat hij thuis wil wonen. “Ik had graag met hem geruild, want ik wilde juist het huis uit! Zo stond er in onze buurt een leuke garage. Ik droomde ervan daar in mijn eentje te mogen wonen.”

Ik voelde me er meer thuis dan thuis

Zelf problemen

Ingrid’s jeugd als KOPP-kind levert ook haar psychische problemen op. Die beginnen opvallend genoeg juist als ze heeft wat ze al die jaren zocht: een plek voor zichzelf, wanneer ze op kamers gaat. Lezen, de belangrijkste activiteit in Ingrid’s leven, wordt zelfs onmogelijk. “Eerst moest ik stukken steeds voor een tweede keer lezen, in een volgende fase werden de regels zwart en in de laatste fase gingen mijn ogen dicht en kreeg ik ze heel lang niet open.”

Ondanks dat Ingrid op dat moment nog niet doorheeft dat deze problemen voortkomen uit haar jeugd, besluit ze hulp te zoeken. Na een jaar therapie bij een psychiater belandt ze in een dagbehandelingskliniek. Daar verblijft ze anderhalf jaar. “Pas na een jaar kwamen de therapeuten erachter dat ik iedereen hielp, behalve mezelf. Toen kreeg ik er een individueel traject bij, wat resulteerde in het afbreken van mijn verdedigingsmuur. Ik ging bijvoorbeeld inzien dat ik nog nooit een gelijkwaardige relatie had gehad. Altijd was ik de verzorgende”, vertelt Ingrid over die tijd.

Helaas beïnvloeden de behandelingen Ingrid niet alleen in positieve zin. Zowel lichamelijk als geestelijk raakt ze uit balans. Ingrid slaapt nauwelijks, in het begin slechts een kwartiertje per dag. “Ik wist op een gegeven moment niet meer beter, want ik had genoeg energie om te functioneren.” Ze haalt een voorbeeld aan van haar man, die ze kort na haar ontslag uit de dagbehandelingskliniek ontmoet en met wie ze wél een gelijkwaardige relatie heeft. “In de eerste dertig jaar van onze relatie heeft hij me nooit slapend in bed aangetroffen. Alleen hazenslaapjes voor de televisie.”

Concentratieproblemen

Ingrid heeft weliswaar genoeg energie om te functioneren, maar erg bevorderlijk voor haar lichaam is het weinige slaap niet. Zo ontstaan er concentratieproblemen. “Lezen ging slecht. Studeren problematisch. Ik liep bijvoorbeeld vast op de studies politicologie en bedrijfskunde. Koos daarom een makkelijkere studie – die in mijn levenskader paste – in de vorm van maatschappelijk werk.

En ook anno 2021 ervaart Ingrid een concentratieprobleem. Ze slaapt beter, maar de rust in haar hoofd is nog niet wedergekeerd. “Boeken die ik wil lezen stapelen zich op. Ik heb nog wel een aantal keren hulp gezocht, maar beter werd het niet. Gelukkig heb ik een positief karakter! Dat heeft me overeind gehouden. En ik heb altijd mijn zelfvertrouwen behouden.”

Inzetten voor KOPP-kinderen

Het zorgende, positieve karakter van Ingrid maakt dat ze zich de laatste jaren is gaan inspannen voor andere KOPP-kinderen. Volwassenen met een KOPP-verleden om precies te zijn. “Ik ben er zelf pas een jaar of vier, vijf geleden achter gekomen dat mijn situatie in een erkende problematiek valt. Als vrijwilliger ben ik nu als KOPP-ervaringsdeskundige betrokken bij Labyrint-In Perspectief, een landelijke stichting voor en door naasten van dierbaren met psychische of psychiatrische problematiek. En onlangs heb ik het initiatief genomen op een KOPP-gespreksgroepje bij het Zelfregiecentrum Deventer te beginnen, speciaal bedoeld voor volwassenen die in het verleden onderhevig zijn geweest aan bijvoorbeeld verwaarlozing, mishandeling of ouders met psychische problemen of verslavingen.”

Ik zocht niet naar iemand om mee te praten

Ingrid is gestart met deze gespreksgroep, omdat ze een plek wil creëren waar volwassenen met lotgenoten kunnen praten. En haar advies aan volwassenen met een vergelijkbaar verleden is dan ook om contact te zoeken met lotgenoten. “Die hoef je niets uit te leggen. Zij hebben aan een half woord genoeg en je vindt er herkenning en erkenning. Zo steun je elkaar, je bent niet alleen!” Veel volwassenen met een KOPP-verleden kunnen behoefte hebben aan een luisterend oor, daar zij als kind wellicht niet veel over te problemen hebben gepraat of kunnen praten. “Zo had ik zelf als kind weinig vertrouwen in volwassenen en ik was zo zelfstandig mogelijk. Ik zocht niet naar iemand om mee te praten.”

Toch hoopt ze dat kinderen die nu opgroeien als KOPP-kind de stap zetten om met iemand te praten. “Praat met je juf of meester. Zij kunnen je als eerste helpen om zelfvertrouwen te krijgen en kind te kunnen blijven.” Er is daarin ook een rol weggelegd voor de samenleving, die alert moet zijn op signalen van ongezonde, onveilige thuissituaties. “En gelukkig zijn er organisaties als Impluz, die verschillende (KOPP-)programma’s voor kinderen hebben, en Trimbos, met een goede website voor de jeugd. Help een kind met deze problematiek te zoeken naar een activiteit die het beste past bij dit kind. Baan een weg voor dat kind!”, besluit Ingrid.